Road to Paris 2024

Writer // Boris Rodesch - Photography // Sébastien Van de Walle

L’équipe belge de dressage s’est qualifiée pour les Jeux olympiques, pour la première fois de son histoire. Parmi les quatre combinaisons qui devraient représenter la Belgique à Paris, on retrouve la dresseuse nalinnoise de 28 ans Charlotte Defalque et son fidèle cheval Botticelli.

À quel âge commences-tu l’équitation ?

Je suis née sur un cheval. L’équitation est une passion familiale. Ma grand-mère était connue mondialement pour son élevage de pur-sang arabes en endurance, « Le Haras des Iviers », et ma maman a toujours été mordue de dressage. J’ai pour ma part lié une amitié avec mon premier poney, un Shetland, alors que je marchais à peine.

Entre 12 et 16 ans, tu évolues sur le circuit poneys, avant de passer aux compétitions à cheval…

Exactement, j’avais seize ans et Botticelli cinq ans quand nous nous sommes rencontrés. Nous avons ensuite traversé toutes les catégories d’âges ensemble, d’abord en compétition de jeunes chevaux, ensuite juniors, Young Riders et U25, avant d’arriver en Grand Prix chez les seniors. J’ai eu une chance inouïe avec Botticelli, car tous les chevaux ne sont pas physiquement et psychologiquement capables d’atteindre cette catégorie ultime.

(NDLR : Avant de briller sur des Grands Prix internationaux, le couple — vice champion de Belgique seniors en dressage — signe plusieurs victoires et podiums internationaux, ainsi que de nombreux titres de champions de Belgique en juniors et U25.)

Si tu devais nous présenter Botticelli ?

C’est un cheval d’origine hollandaise talentueux et intelligent, avec énormément de personnalité et de caractère. N’est-ce finalement pas un trait commun à tout athlète excellant et performant dans un sport de haut niveau ? Botticelli est aussi dominant et demande beaucoup d’attention, mais paradoxalement, il aime être dans sa bulle. Au final, il faut réussir à comprendre et canaliser tout cela.

Que préfères-tu dans le dressage ?

La discipline, la rigueur et la persévérance dont il faut faire preuve, parce qu’on peut monter très haut et du jour au lendemain, redescendre très bas. De façon générale en équitation, nous devons nous remettre en question continuellement. Contrairement au tennis où l’on joue avec une raquette, les chevaux sont des êtres vivants, avec leur personnalité et leurs humeurs. Nous devons être à l’écoute et développer une vraie complicité pour se comprendre et évoluer ensemble. C’est tout ça qui rend ce sport si difficile, mais également tellement satisfaisant quand tout se met en place.

Financièrement, parviens-tu à vivre des revenus propres aux compétitions ?

Si les compétitions me rapportent un peu d’argent et que je suis aussi soutenue par l’Adeps et la Wallonie, ce n’est pas suffisant pour en vivre. La compétition de haut niveau en dressage est plus une carte de visite ; peu — voire pas — de cavaliers vivent de leurs gains sportifs. Pour être professionnelle à 100%, il faut développer une activité équestre en parallèle. Travailler dans un manège, entretenir et vendre des chevaux, donner des leçons… Pour l’instant, je préfère garder ma double casquette de cavalière et de business manager dans une société de consultance — un job dans la continuité de mes études d’ingénieur de gestion à l’université de Louvain. Ça me demande une grosse organisation, mes journées commencent très tôt et terminent très tard, mais je suis pleinement épanouie. J’ai aussi la chance de pouvoir compter sur une super équipe aux écuries et sur mes deux coaches, Jeroen Devroe et Carmen De Bondt. Néanmoins, depuis septembre dernier, je suis passée en mi-temps afin de mettre toutes les chances de mon côté pour être sélectionnée par la fédération pour les Jeux olympiques de Paris.

Tu as qualifié la Belgique en équipe pour les JO, mais tu n’es pas encore certaine d’être sélectionnée pour Paris ?

Le ticket qualificatif appartient à la fédération. Il reste six mois avant la sélection définitive. J’occupe actuellement la 27e position au ranking mondial, soit le deuxième meilleur classement au niveau belge, derrière Larissa Pauluis (25e mondiale), mais il n’y a aucune certitude. Le chemin est court et long à la fois. Des nouvelles combinaisons peuvent se révéler, on peut se blesser, plein de choses peuvent encore arriver… Nous devons être patients, continuer à performer et attendre la décision de la fédération, qui tombera au mois de juillet.

Ça évoque quoi pour toi, les Jeux olympiques ?

C’est le Graal absolu. Il n’y a rien de plus beau pour une athlète. C’est merveilleux ce que les chevaux nous apportent, parce qu’il ne faut pas oublier que tout ce qui m’arrive, c’est notamment grâce à Botticelli.

Pour conclure, y a-t-il des athlètes que tu rêves de rencontrer dans le village olympique ?

J’ai très envie de pouvoir échanger avec des sportifs belges. Nafissatou Thiam, Nina Derwael ou les Red Lions… On a tous des parcours si différents, ce sera une merveilleuse source d’inspiration.

Voor het eerst in de geschiedenis heeft het Belgische dressuurteam zich gekwalificeerd voor de Olympische Spelen. De vier combinaties die België naar verwachting zullen vertegenwoordigen in Parijs zijn onder andere de 28-jarige ruiter Charlotte Defalque uit Nalinnes en haar trouwe paard Botticelli.

Op welke leeftijd ben je met paardrijden begonnen?

Ik ben geboren op een paard. Paardrijden is een passie van de hele familie. Mijn oma was wereldwijd bekend vanwege haar fokkerij Le Haras des Iviers voor Arabische volbloeden voor endurance en mijn moeder is altijd een liefhebster van dressuur geweest. Toen ik nog maar net kon lopen was ik al vriendjes met mijn eerste pony, een Shetlander.

Van je 12e tot je 16e doe je mee aan wedstrijden op pony’s en daarna maak je de overstap naar wedstrijden op paard ...

Precies, ik was zestien en Botticelli vijf toen we elkaar ontmoetten. Daarna hebben we alle leeftijdscategorieën samengedaan. Eerst de competities met jonge paarden, daarna de junioren, de Young Riders en de U25’s, om uiteindelijk deel te nemen aan de Grand Prix voor senioren. Ik heb ongelooflijk veel geluk gehad met Botticelli, want niet alle paarden zijn fysiek en psychologisch in staat om deze laatste categorie te bereiken.

(NVDR: Voordat ze uitblinken op internationaal Grand Prix-niveau, behaalt het duo - dat tweede werd in de Belgische kampioenschappen dressuur voor senioren - een aantal internationale overwinningen en podiumplaatsen, evenals Belgische kampioenschappen in de categorieën junior en U25.)

Hoe zou je Botticelli omschrijven?

Hij is erg getalenteerd, intelligent en van Nederlandse afkomst en heeft een enorme persoonlijkheid en karakter. Hebben niet alle atleten die uitblinken en presteren op een hoog sportniveau deze eigenschappen? Botticelli is ook dominant en eist veel aandacht op, maar paradoxaal genoeg zit hij ook graag in zijn eigen bubbel. Uiteindelijk moet je dit allemaal kunnen begrijpen en in goede banen kunnen leiden.

Wat vind je het leukste aan dressuur?

De discipline, de nauwgezetheid en het doorzettingsvermogen die je moet tonen, omdat je de ene dag de top kunt bereiken en de volgende dag heel laag kunt vallen. Over het algemeen moet je je in de paardensport voortdurend op de proef blijven stellen. In tegenstelling tot tennis, waar je met een racket speelt, zijn paarden levende wezens die ieder hun eigen persoonlijkheden en stemmingen hebben. We moeten naar elkaar luisteren en een echte band ontwikkelen als we elkaar willen begrijpen en samen willen groeien. Dat maakt deze sport zo moeilijk, maar het geeft juist ook zoveel voldoening als het allemaal lukt.

Kun je financieel rondkomen van het inkomen dat je verdient met je wedstrijden?

Hoewel de competities een beetje geld opleveren en ik ook word gesteund door het Adeps en Wallonië, is het niet genoeg om van te leven. Dressuurcompetitie op hoog niveau moet je meer zien als een visitekaartje. Er zijn maar weinig (of geen) ruiters die van hun sportieve inkomsten leven. Om 100% professioneel te zijn, moet je een nevenactiviteit in de paardensport ontplooien. Werken in een manege, paarden verzorgen en verkopen, lesgeven ... Voorlopig geef ik de voorkeur aan mijn dubbele baan als ruiter en bedrijfsmanager in een consultancybedrijf, een job die in het verlengde ligt van mijn studie management engineering aan de Universiteit van Louvain-la-Neuve. Het vergt veel organisatie, mijn dagen beginnen heel vroeg en eindigen heel laat, maar ik ben helemaal gelukkig. Ik heb ook het geluk dat ik kan rekenen op een geweldig team in de stallen en mijn twee coaches, Jeroen Devroe en Carmen De Bondt. Maar sinds afgelopen september werk ik parttime om mezelf de best mogelijke kans te geven om door de federatie geselecteerd te worden voor de Olympische Spelen in Parijs.

Je hebt je gekwalificeerd voor het Belgische team voor de Olympische Spelen, maar je weet nog steeds niet zeker of je geselecteerd wordt voor Parijs?

Het kwalificatieticket is van de federatie. Er zijn nog zes maanden te gaan voor de definitieve selectie. Ik sta momenteel 27e op de wereldranglijst, ben de op één na beste van België, achter Larissa Pauluis (25e op de wereldranglijst), maar niets is nog zeker. De weg is zowel kort als lang. Er kunnen nieuwe combinaties opstaan, we kunnen geblesseerd raken, er kan nog van alles gebeuren ... We moeten geduld hebben, blijven presteren en wachten op de beslissing van de federatie, die in juli valt.

Wat betekenen de Olympische Spelen voor jou?

De absolute graal! Er is niets mooiers voor een atleet. Het is geweldig wat paarden ons opleveren, want vergeet niet dat alles wat mij is overkomen vooral te danken is aan Botticelli.

Laatste vraag: zijn er atleten die je graag zou willen ontmoeten in het Olympisch Dorp?

Ik kijk er echt naar uit om ervaringen uit te wisselen met Belgische sporters. Nafissatou Thiam, Nina Derwael of de Red Lions … We hebben allemaal zo’n verschillende achtergrond, het zal een prachtige bron van inspiratie zijn.

Charlotte Defalque
charlotte.defalque
www.teambelgium.be